Doorgaan naar hoofdcontent

Het Vonnis - 15 januari 2020

Het is 6 januari als ik op de bank zit en een beetje aan het friemelen ben aan mijn ketting. Ik voel ineens een knobbeltje in mijn hals. Mijn nekharen gaan overeind staan maar ik maan mezelf ook meteen tot kalmte. Niet meteen te hard van stapel lopen en gewoon de huisarts bellen. Die stelt me vast gerust. Eenmaal bij de huisarts is dat nou net niet wat er gebeurt. Hij vindt het vreemd en besluit me door te sturen voor een echo en punctie.

Op de terug weg bel ik huilend m'n moeder en R. met een vervelend voorgevoel en ze proberen me gerust te stellen. Een paar dagen daarna komt de punctie en ook daar liggend op de tafel voel ik aan alles dat ik ook dit keer niet met een 'het is waarschijnlijk niks' naar  huis word gestuurd. 
Ik probeer nog wat te vissen maar het enige antwoord dat ik krijg is dat ik geduld moet hebben en met een 'succes met de uitslag' ga ik naar huis.
Ik moet 5 dagen wachten op de uitslag, het is maandag 13 januari. Morgen is B. jarig en ik besluit om sowieso geen telefoon op te nemen, slecht nieuws kan nog wel een dag wachten. 
De volgende dag vieren we de eerste verjaardag met B., we hebben een heerlijke dag en af en toe denk ik er wel aan maar vergeet ik het ook weer net zo makkelijk. 

Woensdag 15 januari; R. en ik zijn allebei thuis en we zitten aan de ontbijttafel. Ik zie een auto stoppen en de huisarts stapt uit. Mijn hart staat even stil maar ik kan een glimlach forceren wanneer ik de deur voor hem open doe. Hij neemt plaats en windt er gelukkig geen doekjes om. Ik heb slecht nieuws. Dit is dus wat mensen bedoelen als de wereld onder je vandaan zakt. 
Er volgt een technisch verhaal met heel veel misschien en waarschijnlijk maar ook een duidelijke boodschap. Het is niet goed.

Zowel R. en ik slagen er allebei in om het verhaal van de huisarts goed te volgen, er wordt niet gehuild. We willen graag alles onthouden en zijn ijzig kalm. Dat verandert als hij de deur uit is. Ik weet niet of je het nog huilen kunt noemen en als R. me niet vast zou houden zou ik als een hoopje op de grond liggen.

De dagen daarna staan in het teken van angst en verdriet maar ook van hoop en liefde. Ze wisselen zich in rap tempo af. Zo hartverwarmend de steun die we krijgen van iedereen. Onnoemelijk veel kaartjes, appjes, bloemen en lieve woorden. 

Er komt veel bezoek en B. maakt van de gelegenheid gebruik om flink de clown uit te hangen. Hij voelt de gespannen sfeer en doet zijn best om iedereen aan het lachen te maken. Het is een welkome afwisseling en tegelijkertijd besef ik me ook heel goed dat hij een verdomd goede, zo niet de beste, reden is om keihard mijn best te doen om deze ziekte te overwinnen.
Maar kan ik het winnen? Is het überhaupt iets dat je kan winnen? Het is een oneerlijke strijd, want uiteindelijk is het gewoon geluk dat je het te boven komt. ⧫⧫

Reacties