Doorgaan naar hoofdcontent

Run or hide

De uitslag, een goede uitslag, de best mogelijke uitslag. De kanker is helemaal weg uit mijn lichaam. Geslonken, verdwenen, verstoten.
Tussen het einde van de behandelingen en de PET scan zit 12 weken en in die 12 weken zweef je een beetje tussen alles in. Je herstelt langzaam van de rotzooi in je lijf, maar kan nog niet echt vooruit kijken want je weet nog helemaal niet wat er in je lichaam zit. Beter gezegd; wat er niet meer in je lichaam zit. 
Ik was niet zozeer bang dat er nog iets zat, maar durfde ook echt niet blindelings te vertrouwen op een goede uitslag. 
Mensen vragen in de tussentijd, als ze je zien, of je weer aan het werk bent, of je het al een plekje kunt geven of loslaten. 
Soms is het voor mij heel moeilijk om hierop te reageren, want in je hoofd denk je 
WERKEN?? PLEKJE??LOSLATEN??
 ARE YOU FUCKING KIDDING ME
Maar omdat je weet dat het vanuit een goede intentie gevraagd wordt, onwetendheid of oprechte interesse is het moeilijk om te antwoorden zoals ik misschien zou willen antwoorden.
Want nee, mijn hoofd is nog lang niet bij werken, nee, natuurlijk kan ik het nog geen plekje geven en loslaten, wat  moet ik in hemelsnaam al loslaten? Dat de grond onder mijn voeten vandaan is geslagen? Dat ik even een stuk dichterbij de dood was dan ik had verwacht op mijn 32ste? De operatie, de chemo’s, de bestralingen? De angsten die ik heb gevoeld, het verdriet, de boosheid? 
Ik werk iedere dag keihard aan mijn herstel, ik revalideer me een ongeluk (;-) ), ik sport weer, ik praat erover, ik schrijf, ik rust, ik zoek mijn grenzen op, ga eroverheen en rust daarna nog meer. Ik huil, ik lach, ik vecht. Maar het is pas 2,5 maand geleden dat ik de laatste behandeling heb gehad en ik weet pas 3 weken dat ik weer een ‘gezond’ lichaam heb.
 Ik probeer mezelf niet te haasten, dus laat me ook geen haast maken.
Na de uitslag dacht ik, klaar, boek dicht, weg ermee en door. Ik bevond me in een gebied waarin ik niet veel voelde, ik wilde ook even niks meer voelen want het was genoeg geweest. Ik voelde geen opluchting, geen blijheid en geen verdriet. De wereld was niet donker maar ook niet licht. 
Aan mij ziet niemand dat ik ziek ben geweest en dat helpt wel in het negeren van.
Maar langzaam merk ik dat mijn lichaam toch wat klappen heeft gekregen en bij alle lichamelijke ongemakken komen er ook weer tranen los. De confrontatie met het feit dat er wel degelijk kanker in mijn lijf heeft gezeten is zwaar. 
 Maar ook geniet ik, laat ik soms los, vergeet ik het, parkeer ik het, kijk ik voorzichtig vooruit, ben ik vrolijk, soms verdrietig, vaak moe en krabbel ik op.
 Iedere dag klim ik een stukje hoger op de rots en af en toe komt er een steentje los waardoor ik wat naar beneden glip, maar ik heb gelukkig de tijd.

Reacties